Onderzoek naar achtergronden pensioenrechten
De SDSP heeft in 2003 een onderzoek laten verrichten naar de achtergronden van de pensioenrechten vanuit Nederland van Papoea’s uit de koloniale periode.
Lees en/of download de samenvatting van het ‘Niet betaalde pensioenen – Een lacune in de dekolonisatie van voormalig Nederlands Nieuw-Guinea?’ (opent in nieuw tabblad, pdf-formaat, ± 135KB)
“Niet betaalde pensioenen”, is een term die veel gehoord wordt door organisaties en betrokkenen die zich inzetten voor Papua Barat. Veel oud-werknemers van het vroegere Gouvernement van Nieuw Guinea worden tot op heden overgehaald om, tegen soms fikse betaling, hun pensioengeld van de Nederlandse Overheid los te krijgen. Is die claim terecht, vragen velen zich met de Stichting Duurzame Samenleving Papua Barat (SDSP) af. Het antwoord op deze vraag is nu bekend.
Opheldering
De Stichting Duurzame Samenleving Papua vond het noodzakelijk om opheldering te krijgen over een bron van onrust bij de vroegere werknemers van het Nederlandse Gouvernement in Papua. Op grond van dat dienstverband werden, in een klein aantal gevallen pensioenrechten opgebouwd. De Papua’s stelden zich op het standpunt dat zij premies betaald hadden en dus ook recht hadden op een pensioenuitkering. Door het verbreken van de bemoeienis van de Nederlandse regering met Papua, is er veel onduidelijkheid ontstaan over deze pensioenrechten. Veel mensen hebben de overtuiging dat zij pensioenen tegoed hebben van de Nederlandse Regering. Tot op heden zijn verzoeken uit Papua steeds door de Nederlandse Overheid afgewezen en werd de verantwoordelijkheid afgewenteld op Indonesië.
Verzoek
De stichting heeft een verzoek neergelegd bij Akkermans & Partners Cognitief om een onderzoek te verrichten naar de pensioenrechten vanuit Nederland van Papua’s uit de koloniale periode. Dit onderzoek is door Judith Scherrenberg en Ron van Overhagen opgepakt als afstudeeronderwerp in het kader van de studie tot Master of Arts in Pensions and Life Assurance (MPLA).
Afbakening onderzoek
Het onderzoek richt zich op de pensioenrechten waarop de voormalig inheemse ambtenaren aanspraak menen te kunnen maken. Het onderzoek gaat specifiek over diegenen die tot 1962 dienst deden in Nederlands Nieuw Guinea. De primaire doelstelling van het onderzoek is: duidelijkheid verschaffen over de pensioenrechten van de Papoea’s. Het onderzoek is gebaseerd op de ten tijde van de dekolonisatie geldende wetgeving. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koloniale pensioenreglementen, de Wet op het Nederlanderschap en de verdragen rond de overdracht.
Het onderzoek is in een historisch kader geplaatst om de context duidelijker te maken. Het moment van overdracht aan de UNTEA (United Nations Temporary Executive Authority) en daarna aan Indonesië en de juridische gevolgen voor de pensioenregeling komen in het onderzoek uitgebreid aan bod. In het onderzoek is tevens gebruikt gemaakt van bronnen van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) te Heerlen en materiaal uit Papua Barat van de SDSP.
Resultaat
Iedereen met een gezond gevoel van wantrouwen tegen het voormalige gouvernement en iedereen die betrokkenheid voelt met de Papua’s, zou graag gezien hebben dat in deze scriptie wordt aangetoond dat Het Gouvernement en de Regering in de fout waren gegaan. De beide auteurs komen echter niet tot deze conclusie.
De internationale druk op Nederland was er de oorzaak van dat Nederland er uiteindelijk niet in is geslaagd om Papua-Nieuw-Guinea te leiden naar een zelfstandige natie. Nederland heeft de zeggenschap nagenoeg onvoorwaardelijk moeten afstaan en heeft, in relatie tot dit onderzoek, de volgende maatregelen getroffen:
- Veilig stellen van belangen van Nederlandse ambtenaren door deze groep landsdienaren te benoemen in de aparte status als lid van het Bijstandskorps.
- Voorkomen dat het bestuur van de gebieden zou instorten: Het Bijstandskorps is ingezet ten dienste van het overgangsbestuur door UNTEA.
In het verdrag van New York werd het einde van het Nederlands gezag in Papua Nieuw-Guinea bekrachtigd en werden alle rechten en plichten toegekend, via het tijdelijk gezag van UNTEA met ingang van 1 oktober 1962, aan Indonesië. Het bestuur en haar landsdienaren werden daarmee onderdanen en ambtenaren van Indonesië. Dit gold nadrukkelijk niet voor de leden van het Bijstandskorps.
Voor de leden van het Bijstandskorps bleef het Pensioen Reglement Nederlands-Nieuw-Guinea van toepassing. Deze groep heeft dus bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, of de nabestaanden bij eerder overlijden van de voormalig landsdienaar, aanspraak op pensioen. Vanuit dit reglement was er een aanspraak op pensioen indien er aan onder andere de volgende voorwaarden werd voldaan:
- Landsdienaar in vaste dienst van het Gouvernement Nederlands-Nieuw-Guinea;
- Minimaal een diensttijd van 10 jaar.
- Nederlanderschap van de betrokkene
Door deze bepalingen kwam uiteindelijk slechts een gering aantal Papua-ambtenaren in aanmerking voor pensioen.
De Nederlanders werkzaam in Nederlands-Nieuw-Guinea vielen onder het Bijstandskorps.
De Papua’s die naar Nederland vertrokken werden gecompenseerd en ontvingen van de Nederlandse overheid in Nederland een pensioen.
De Papua’s hoefden vanuit de oorspronkelijke pensioenregeling niet te voldoen aan de eis van Nederlanderschap, wel aan de andere twee vereisten. Vast dienstverband en minimaal een diensttijd van 10 jaar kwam echter beperkt voor.
Voor de Papua-ambtenaar die aan de bovenvermelde voorwaarden voldeed, kwam na de overdracht aan Indonesië (dus per 1 mei 1963), het Indonesisch ambtenarenpensioen in plaats van het recht op een Nieuw-Guinea pensioen. Uit een bezwaar proces blijkt dat:
- Er geen aanspraak bestond op de Nederlandse overheid ten aanzien van pensioenrechten.
- Dat bij de Indonesische ambtenaren pensioenen de diensttijd van Nederlands-Nieuw-Guinea in aanmerking wordt genomen. Derhalve is er geen sprake van een verlies van dienstjaren en een daarbij eventueel evenredig recht op pensioen.
Uit het onderzoek is er een duidelijke parallel gebleken tussen de wijze waarop de pensioenrechten zijn afgewikkeld bij de diverse dekolonisaties. Uit nationaal sociaal belang zorgde de Nederlandse overheid voor de bescherming van de (pensioen-) rechten van de Nederlanders, omdat zij vanuit Nederland in de overzeese gebieden waren gedetacheerd. De rechten van de inheemse bevolking in vergelijkbare posities werden steeds overgedragen aan het nieuwe lokale gezag.
Ten aanzien van de juridische aspecten is geen sprake van een lacune met betrekking tot de pensioenrechten in de dekolonisatie. Het gevoel van onrechtvaardigheid van de Papuabevolking is echter uit sociaal perspectief begrijpelijk door de reële waardeontwikkeling van de pensioenuitkeringen betaald door Indonesië.
Mevrouw Judith Scherrenberg is directeur / eigenares van een gespecialiseerd pensioenbedrijf in Utrecht (zie: www.scherrenberg.nl.)
De heer Ron van Overhagen werkt als pensioenadviseur bij Nationale-Nederlanden.
Bekijk en/of download de samenvatting van het rapport ‘Niet betaalde pensioenen – Een lacune in de dekolonisatie van voormalig Nederlands Nieuw-Guinea?’(pdf, opent in nieuw tabblad) of blader het door middels de pdf viewer hieronder.