Een bericht vanuit Manokwari. In Sorong was het internet zeldzaam, duur en traag. Daarom heb ik gewacht tot ik hier in Manokwari zou zijn voordat ik weer iets posten zou.
Met mij is het goed. Ik heb van maandag tot en met zaterdag in Sorong gezeten. Ik logeerde die tijd in het huis van een Zwitserse zuster en haar Papoea-man. Beiden waren echter in Zwitserland en dus woonde ik alleen met de hulp en haar gezin. Dat waren hele vriendelijke mensen. Helaas konden ze geen Engels, en is mijn Indonesisch nog zo beperkt dat ik alleen in slakkentempo basisinformatie uit kon wisselen. Vriendelijkheid en nuance zijn mij vreemd.
Ik moet wel vertellen dat ik in eerste instantie een beetje schrok van Sorong. Het is hier echt anders dan op Java of Bali. De inheemse Papua´s lijken meer op de Aboriginals dan op andere Indonesiers. Ze zijn veelal donker van huid, hebben kroeshaar en grovere gelaatstrekken. De stad Sorong is relatief groot voor Papua-begrippen. Er wonen zo´n tachtigduizend mensen. Desalnietemin ontbreekt een duidelijk centrum en is de stad erg uitgestrekt. Vervoer gaat per bemo (minibusje met nummer en subwoofer) en voor veel mensen per scooter of auto. De stad heeft een stuk of vijf grote supermarkten en een groot aantal banken. Ook zijn er veel gebouwen van het leger en de kerk gevestigd, beiden grote machten op dit eiland. Het leven lijkt hier harder dan in Yogyakarta. Ik heb een aantal kinderen wegen zien openhakken. Ze waren niet ouder dan twaalf, in ieder geval jonger dan de pikhouwelen waar ze mee werkten. Als ze zo door blijven werken denk ik dat ze op hun dertigste versleten zijn. En dat voor een hondenloon. Pater Piet vertelde me dat het minimuminkomen voor deze groep ongeveer Rp. 600 000 (±45 E) per maand is. Dat is geen vetpont voor een man alleen, maar wanneer hij er ook nog een vrouw en minstens twee kinderen van moet voeden.. Voor ongeveer tien euro per persoon per maand leven. Wat ben ik dankbaar dat ik dat budget per dag aan een slaapplek besteden kan. Hun positie zal vermoedelijk niet snel beter worden want er heeft een sterke urbanisatie plaats. Dit betekend dat er meer mensen voor minder banen gaan concurreren. Als gevolg hiervan kunnen werkgevers de lage lonen handhaven of zelfs verlagen. Een probleem wat hier oorzaak én gevolg van is, is de slechte beschikbaarheid van goed onderwijs. Onderwijs is voor begrippen hier echt duur. Ik zal nog navragen wat de prijzen precies zijn, maar zeker is dat de meeste mensen al kromliggen om de basisschool te betalen. De universiteit is, volgens pater Piet, alleen weggelegd voor kinderen van mensen die echt goed verdienen. Met andere woorden, er ontstaan eigenlijk klassen. De vicieuze cirkel komt niet vaak zo duidelijk voor. Mijns inziens zijn de twee belangrijkste taken van een overheid te zorgen voor goed en beschikbaar onderwijs en zorg. Gandhi vond dat je de beschaving van een volk of samenleving kon zien aan de manier waarop men omgaat met dieren. Wat mij betreft is het de manier waarop men omgaat met hun zwakkeren, hun zieken en hun kansarmen. (Ter verantwoording; ik heb het niet over de beschaving van Indonesische mensen maar over die van hun regering)
In Sorong had ik een viertal missies: visum, whiskey, studie en transport. Ten eerste moest ik natuurlijk mijn visum en reisvergunning via Pater Tromp regelen. Zonder de goede papieren kan politie hier moeilijk gaan doen. Op dinsdag bezocht ik het klooster waar Pater Tromp en Pater Piet lesgeven aan een groep van twaalf Indonesische novices. Zij hebben twee contactpersonen bij het kantoor van de immigratiedienst in Sorong en zouden via hen proberen mijn visum zo snel mogelijk te verlengen. Uiteindelijk duurde dat allemaal langer dan verwacht. Het enige dat moest gebeuren was het zetten van een stempel, maar na vier dagen was er nog niets gebeurt. In overleg met Pater Piet besloot ik gewoon naar Manokwari te gaan, zonder papieren. Zodra de spullen klaar waren zou hij ze mij via een klooster in Manokwari faxen. Ingewikkeld gedoe allemaal.
Ten tweede moest ik voor Jurgen en Ellis twee flessen Johnnie Walker Black Label meenemen. In Manokwari wordt geen alcohol toegestaan. In het verleden waren er problemen met dronken dorpsbewoners. Daarbij was Manokwari de eerste plaats die door missionarissen gevestigd werd. Nog steeds is het (christelijke) geloof hier erg sterk. Maar voor ons Europeanen is een half jaar zonder erg moeilijk, daarbij is een fles whisky ook een beproefd argument in onderhandelingen met beambten. Met twee van mijn gastvrouwen ging ik naar het havengebied, waar in een klein winkeltje in een klein straatje een klein Chinees vrouwtje twee flessen Black Label tevoorschijn haalde. Ik pakte de flessen goed in, in plastic zakken, tussen boeken en vuile was in mijn tas.
Ten derde hield ik mij bezig met de voorbereiding voor mijn tijd in Senopi. Ik heb zelf boeken mee over het gebied, de taal en over onderzoeksmethoden. Daarbij heeft de Zwitserse zuster een flinke boekenkast met goede boeken over zorg in ontwikkelingslanden. Daar heb ik dan ook dankbaar uren uit gelezen, met name over problemen en zorg voor kinderen onder de vijf jaar. Tot mijn grote genoegen vond ik tijdens één van mijn expedities in haar boekenkasten een Suske en Wiske (`S, W en de Mompelende Mummie´). Die heb ik met kinderlijk genoegen in één keer uitgelezen.
Ten vierde moest ik mijn transport van Sorong naar Manokwari regelen. Merpati en Express vliegen voor respectievelijk zeventig en honderd euro de 200 kilometer naar Manokwari. De boot kost twintig euro en doet er ongeveer twaalf uur over. Daarbij scheelt het natuurlijk in vervuiling. Alszodanig zat ik zaterdag in een eersteklas hut aan boord van de Nggapulu, een schip dat vanuit Java helemaal tot aan Jayapura vaart. De geplande vertrektijd was twee uur, maar door vertraging werd dat tien uur. Het vreemde is dat de kapitein van de boot dat niet laat weten aan de mensen aan wal. Dan zouden er geen honderden mensen een halve dag zitten wachten. Maargoed, dat is een westerse `tijd=geld´-manier van kijken. Mensen hier lijken het niet echt vervelend te vinden, ze noemen het `Jam karet´ (rubberen tijd). Tijdens het wachten wordt ook niet echt stilgezeten. Er wordt uitgebreid bijgepraat met de andere passagiers-in-spé. Er kwamen ook mensen die helemaal niet met de boot meegingen bij zitten. Toen het schip, fel licht uitstralend, de donkere haven in kwam varen, kwam iedereen in beweging. In het gedrang tussen hal en aanlegplaats werd een zakkenroller betrapt, en beslagen. Er kwam geen politie aan te pas en de jongen kon er na een paar minuten vandoor.
Er lag een hondenlijk in de berm van een drukke straat. Niemand die daarnaar omkeek, behalve ik. Mensen keken wel en masse om naar mij. Het voelt heel gek om hier rond te wandelen. Maargoed, wat zou er gebeuren als een `traditioneel´ uitziende Papua door de Kerkstraat van Geldermalsen zou lopen? Vermoedelijk zou die zich ook tamelijk bekeken voelen.