Kindersterfte in West-Papoea
door één van onze vrijwilligers
Dit blog verscheen op 12 juni 2013 ook op Coolpolitics.nl.
De bijeenkomst om met Papoea’s over discriminatie en kindersterfte te praten komt langzaam op gang. De harde banken in het kerkgebouw zitten vol, toch is het eng om als eerste over dit gevoelige onderwerp te praten. Maria, die heeft geholpen bij het organiseren van deze avond, gaat rond met thee en deelt zakjes met gefrituurde groente uit. Van de aanwezigen ken ik haar het best. Zodra ze gaat zitten richt ik me automatisch tot haar. Ze houdt zich op de vlakte totdat ik vraag naar de persoonlijke ervaringen van haar familie met discriminatie. Haar hele houding verandert, ze zet haar thee neer en leunt naar voren. Het onrecht dat haar kleinzoon is aangedaan, resoneert in haar hele wezen.
Maria is 48 jaar en woont in een bijgebouw van de kerk in een buitenwijk van de stad Sorong. Ze komt oorspronkelijk uit een dorp in de binnenlanden van de Vogelkop, een zeer afgelegen gebied in Papoea waar het leven hard is. Ze vertelt over haar dorp: “Er waren veel moeilijkheden. Er was geen school, geen ziekenhuis en dan was er nog de weg. Veel mensen zijn gestorven vanwege die weg. Als er een zieke baby was of een zwangere vrouw met complicaties, konden we ze meestal niet naar de stad brengen voor een behandeling. De weg was te lang en te slecht, veel moeders en kinderen zijn hierdoor gestorven.”
Onheil in Ayawasi
Voor mijn eigen bezoek aan het binnenland moesten we 11 uur lang rijden naar Ayawasi, één van de beter bereikbare dorpen. De weg was zo slecht dat de jeep er halverwege mee ophield. Tijdens de week die ik in het district verbleef, waren er net een moeder en kind gestorven. In de kleine kliniek had de verpleegkundige de zwangere vrouw verteld dat de baby verkeerd in de baarmoeder lag. Voor een veilige bevalling zou ze naar het ziekenhuis in Sorong moeten gaan, maar daar was het geld en het vervoer niet voor. Het nieuws dat ze was overleden reisde met me mee naar een dorp drie uur verder waar de familie werd ingelicht. Haar moeder zakte naar de grond en wiegde zachtjes heen en weer. Er steeg een gehuil op dat door merg en been ging.
Om aan deze situatie te ontsnappen vertrok Maria met haar familie naar de stad: “De kinderen kunnen hier naar school en er zijn ziekenhuizen. Het enige moeilijke was wennen aan het leven tussen de transmigranten.” Sommige Papoea’s noemen de non-Papoea Indonesiërs op het eiland transmigranten. Technisch gezien klopt de term niet altijd en er kleeft een nare bijklank aan. Via het transmigratieprogramma van de staat zijn veel Indonesiërs naar Papoea verhuisd. Inmiddels is de oorspronkelijke bevolking in de minderheid in eigen land.
Een oudere Papoease man achterin het kerkgebouw valt haar bij: “Ze kijken je niet aan als je langsloopt. Misschien zeggen ze je wel gedag of zijn ze vriendelijk, maar ze kijken je nooit recht in de ogen. Ze zien ons als minder.” Gesteund door zijn bijval vertelt Maria verder: “In de binnenlanden is het leven zwaar, maar er is geen discriminatie. Er zijn alleen Papoea’s. Hier in de stad is het lastiger. De grote organisaties nemen alleen transmigranten aan en als Papoease krijg je minder kansen. Maar de ergste discriminatie die ik heb meegemaakt was in het ziekenhuis.” Haar blik verstrakt: er verschijnt woede in haar ogen, gevoed door verdriet.
Derderangs burgers
“Mijn kleinzoon voelde zich niet lekker. Na een paar dagen aankijken, gloeide hij van de koorts. Het ging opeens heel snel slechter dus brachten we hem naar het ziekenhuis. Eenmaal in het ziekenhuis ging het alleen om de administratie: ‘Heb je deze kaart?, Heb je die kaart?, Hoeveel geld heb je bij je?’ Dat doen ze alleen bij Papoea’s. Dan blijven ze maar vragen en vragen, en geven ze geen hulp tot het papierwerk klaar is. Hoe slecht het ook gaat. We hadden de juiste kaarten bij ons en alsnog bleven ze maar vragen stellen. ‘Waar wonen jullie?, Waar is hij geboren?, Hoe oud is hij?’: het ging maar door. Ondertussen liep hij blauw aan en ze deden niets. Niets! Hij was heel erg ziek en had hoge koorts. Uiteindelijk gaven ze hem wel een injectie, maar dat gaf geen verbetering. Hij had duidelijk ondersteuning nodig bij het ademen. Toen ze hem eindelijk extra zuurstof gaven, was het al te laat. Kort daarna stierf hij.”
Na haar verhaal is ze buiten adem, geëmotioneerd maar toch ook tevreden dat ze haar ervaring heeft gedeeld met deze zaal vol mensen. Haar moed om hierover te spreken, heeft de anderen gesterkt. Bijna iedereen in het kerkgebouw heeft zelf ook een kind verloren en wil er nu over praten. De kindersterfte in de steden in West-Papoea is 13,9% onder Papoea’s, onder de non-Papoea’s is dit 3,6%, een sterke indicator van de sociale ongelijkheid. Pas tegen middernacht loopt de bijeenkomst ten einde, ik loop naar de bank waar Maria zit en bedank haar voor haar verhaal.